Bloempotten wand

Kies planten die passen bij de lichtomstandigheden en de beperkte wortelruimte van een wandbloempot. Voor lichte woonkamers werken hangende soorten mooi, zoals scindapsus, siernetel of een rankende philodendron. Ze groeien natuurlijk langs de rand en vormen zo een groene waterval.

In halfschaduw doen varens het goed, bijvoorbeeld nestvaren, die compact blijft en de lucht zuivert.

Voor zonnige keukens zijn kruiden praktisch, zoals tijm, rozemarijn en oregano. Ze blijven redelijk compact en je knipt eenvoudig wat takjes af tijdens het koken.

In zeer lichte, warme plekken zijn vetplanten en cactussen ideaal, denk aan sedum of crassula, omdat ze weinig water vragen. Buiten, op een beschut balkon, kun je kiezen voor hedera, campanula of bacopa voor een bloeiende, hangende rand. Let steeds op de uiteindelijke grootte, zodat de plant niet het hele wandrek overneemt.

Korte checklist:
– Kies op lichtniveau, niet alleen op uiterlijk.
– Ga voor compact of hangend groeiend.
– Controleer uiteindelijke hoogte en breedte.

Onderhoud begint met regelmaat en kleine handelingen. Controleer wekelijks met een vinger of vochtmeter de bovenste paar centimeter potgrond. Geef pas water wanneer de grond licht is opgedroogd, en giet langzaam bij de wortelzone, niet over het blad.

Voeg in het groeiseizoen eens per twee tot vier weken een milde kamerplantenvoeding toe, verdund volgens de aanwijzingen. Verwijder vergeeld blad, knip lange ranken licht terug voor een compacte vorm en draai de binnenpot af en toe een kwart slag voor gelijkmatige groei.

Vervang om het jaar de bovenste laag potgrond, zodat wortels nieuwe voedingsstoffen krijgen, en spoel af en toe de pot door om opgehoopte zouten te verminderen. Controleer tot slot de achterzijde van de pot en de wand op condens of vuil en veeg dit weg, zeker in keukens. Zo houd je planten vitaal en de wand netjes.

Handige routine:
– Wekelijks vocht checken.
– Maandelijks lichte snoei en schoonmaak.
– Voorjaar lichte voeding, najaar rustiger.

Een stevige bevestiging begint met een juiste ondergrond en het juiste bevestigingsmateriaal. Bepaal eerst het totale gewicht van pot, vochtige aarde en plant. Reken bij benadering één tot anderhalf kilo per liter substraat, plus het gewicht van de pot. In massieve steen of beton gebruik je geschikte pluggen met passende schroeven. In gipsplaat zijn hollewandankers of keilboutachtige oplossingen nodig die aan de achterzijde klemmen. Markeer de boorpunten met een waterpas, boor met de juiste diameter, plaats pluggen en draai de schroeven aan tot de drager stevig zit, zonder de pot te forceren. Kies bij tegels een boor voor keramiek en boor op lage druk om barsten te voorkomen. Voor buitenlocaties gebruik je roestvast stalen schroeven. Werk kabels en leidingen altijd uit door vooraf te controleren met een leidingzoeker. Monteer tenslotte de pot of het rek, test met een voorzichtige trek en vul pas daarna de binnenpot.

Stappen samengevat
• Ondergrond bepalen
• Gewicht inschatten
• Passende plug en schroef kiezen
• Met waterpas boren en bevestigen

Het juiste formaat volgt uit de beschikbare muur, de plantkeuze en de gewenste compositie. Meet eerst de wandsectie die je wilt gebruiken en bepaal een raster, bijvoorbeeld drie potten breed met gelijke afstand. Voor kleine kruiden en vetplanten volstaat vaak een inhoud van één tot twee liter. Voor hangende kamerplanten met wat meer wortelmassa is drie tot vijf liter prettig, zodat de grond minder snel uitdroogt.

Houd ruimte tussen potten voor bladontwikkeling en voor makkelijk water geven, denk aan tien tot vijftien centimeter. In smalle gangen werk je beter met hogere, smallere potten die minder uitsteken. Binnen is een compacte diepte veiliger, buiten mag de pot iets dieper zijn tegen uitdroging. Controleer of het ophangsysteem van het gekozen formaat overeenkomt met jouw wandtype en of er een passende binnenpot of inzetbak beschikbaar is. Zo kloppen verhoudingen, onderhoud en bevestiging in één keer.

Werk met een waterbeheersysteem in de pot en pas je gietmethode aan. Een inzetbak met capillaire bodem of een reservoir geeft water stapsgewijs af, waardoor er minder kans is op overschot. Leg onderin een laag hydrokorrels en gebruik goed drainerende potgrond, zodat overtollig water snel wegzakt. Giet langzaam met een gieter met smalle tuit en stop zodra de bovenlaag glanst. Laat na het gieten even rusten en controleer of er geen water aan de achterzijde blijft staan.

Bij modellen met uitneembare binnenpot kun je de binnenpot naar de gootsteen brengen, water geven, laten uitlekken en terughangen.

Plaats bij gevoelige wanden een dunne, waterdichte achterplaat of een discrete lekrand. Houd een opvangdoek bij de hand bij het bijvullen van een reservoir. Zo blijven muur en verflaag schoon, terwijl de plant precies krijgt wat nodig is.

Praktische tips:
– Gebruik binnenpot of reservoir
– Giet langzaam en gericht
– Laat na water geven even uitlekken

Zonder boren kan, mits je rekening houdt met ondergrond en draagvermogen. Op gladde tegels of geschilderde wanden kunnen kwalitatieve montagestrips of montagetape werken voor lichte potten met kleine planten. Reinig de wand zorgvuldig, druk de strips lang genoeg aan en respecteer het maximale gewicht dat de fabrikant opgeeft.

Aan balkonhekken of rekken zijn klemhaken of overhanghaken handig, mits de pot stabiel hangt en niet kan schuiven door wind. Voor deuren of kastwanden bestaan over de deur haken met een brede draagplaat die de druk verdeelt. In alle gevallen geldt dat je beter lichte, compacte potten kiest en water besparen via een reservoir om gewichtsschommelingen te beperken. Controleer regelmatig of de bevestiging nog goed vastzit en vervang strips tijdig. Bij twijfel is een railsysteem dat met twee kleine schroeven is bevestigd toch de veiligste en duurzaamste oplossing.